Mooie liedjes duren niet lang zeggen ze maar dit liedje heeft lang genoeg geduurd en was zeer mooi.
Deze morgen een beetje opgestaan met het gevoel van het is gedaan, de vakantie zit erop. Ik denk dat dat komt omdat de reis weer verdergaat richting de ferry om weer thuis te raken, dat is het doel van de komende twee dagen. Ik heb geprobeerd met dat gevoel in mijn planning rekening mee te houden door er toch nog wat leuke dingen in te steken en het zoals gezegd in 2 dagen te doen. Niet meer zoals die eerste dag in het Verenigd Koninkrijk 500 km afjakkeren in, toen, barslechte weersomstandigheden.
Het wekkertje gaat weer af om 7u30, wel straf dat ik er hier in slaag om dan direct uit bed te stappen. Thuis vertrouw ik erop dat als ik terug indoezel mijn lief vrouwtje mij tijdig wakker maakt maar hier gaat dat niet. Straf he hoor ik er al een denken. Ik begin in te pakken met het idee al te oefenen voor de overtocht, ik ga echt niet meer met 3 tassen door dat schip zeulen, max 2, 1 is nog beter. Het lukt me aardig om alles wat in een dagtas hoort in de dagtas te steken. De andere tas raakt ook vlot vol. Tiens, da’s straf, precies alsof ik iets vergeten ben. Ach ja, die 2 t-shirtjes aan het mooiste wasrek in de wereld, de GSA.
Voor wie denkt, steekt het daar nu op? Ja, zo nauw komt het want ruimte is er niet over.
Perfect volgens afspraak is het ontbijt klaar, eigenlijk identiek hetzelfde als gisteren maar dat is verre van erg. Ik hou het licht vandaag met wat noten en vruchten die ik onder een Griekse yoghurt draai. De koffie en toast komen weldra en de laatste beleg ik met wat Parmaham.
De opvolgers van de Franse vrouwen zijn Duitsers, gisterenavond zag ik hun Ford C-Max met Schotse vlag op de hoedenplank gedrapeerd, ik werd pijnlijk herinnerd aan de C-Max die ik zelf ooit perte totale heb gereden op het huwelijk van mijn broer. Ik ben nogal een Fawlty Towers fan geweest dus bij het zien van de Duitse nummerplaat ging het in mijn hoofd al direct van: Do not mention the war! Heel fout, ik weet het.
Toen ik aan het ontbijt begon waren zij al klaar en weer op hun kamer. Niks Guten Tag dan maar, ook niks fout kunnen zeggen. Iets later zijn we toevallig alle 3 de laatste dingen buiten in aan het pakken en wisselen we toch wat zinnen uit. Ze gaan hiken, en dat wel 7 dagen lang. De auto laten ze ergens achter en weg zullen ze zijn. Ze weten zelfs nog niet waar, klinkt ferm. Tschüss dan maar. Ik breek mijn waslijn af en controleer binnen nog eens of ik alles meeheb, mijn grootste vrees is dat ik mijn paspoort ergens achterlaat. Ik heb deze trip bijna elke keer als ik ergens vertrok, ware het nu aan de slaapplaats of een bezienswaardigheid, wel 3 keer mijn tanktas open en toe gedaan om te zien of ik niks vergeten was. Resultaat: de ritssluiting is half Jacques, dat wordt een garantiegevalletje loggen als ik terug ben.
Ik neem alvast hartelijk afscheid van de gastvrouw Seonaid en bedankt haar voor het leuke verblijf en de chique kamer (waarvan ik vergeten ben een foto te nemen). Ze wenst me een veilige rit terug. Net op dat moment komt haar gepensioneerde man terug die zich nog bezighoudt door met de schoolbus rond te rijden. Vree machien waar ie mee rijdt. Van hem neem ik ook nog afscheid en ik bedankt hem voor de leuke tips die ie gegeven heeft. Ah ja, ik zeg ook nog: dag beer. Deze leukerd verwelkomt je namelijk wanneer je toekomt.
Zoals je ziet schijnt de zon weer blaren in Schotland. Ik heb echter wat opgezocht en waar ik verbleef werd het 16 graden vandaag, waar ik naartoe ging ”maar” 10, ik heb mijn wollen rijshirt toch maar aangetrokken. De nacht was kil en nat en omdat de was nog niet droog is moet ik wat verzinnen. Ik strap één van de natte t-shirts vast op mijn topkoffer en steek het andere even weg, komt goed. Ik doe het op zo’n manier dat de boel, zelfs al komt het los, niet kan gaan vliegen en op de venster van een arme suggelaar achter mij terechtkomt.
Ik vertrek en steek de brug over die me terug naar het vasteland brengt, weg van het magische Isle of Skye. Het was een ”addendum” voor mij, dit eiland, iets wat je achteraan bijvoegt, niet zo belangrijk als het verhaal van de NC500 zelf. Ik was er toch in de buurt dus kon ik het maar meepikken dacht ik maar dat doet dit eiland zwaar te kort. Je zou hier makkelijk een week kunnen vullen, neem het maar van me aan. Geen 15 km na vertrek moet ik toch nog eens even terugblikken, het is sterker dan mezelf, wat een zicht.
Ik voel intussen aan het vastgebonden t-shirt, al redelijk droog. Nota aan mezelf: thuis de was droogrijden, niet meer aan de draad hangen en voor vandaag bij de volgende stop wisselen met het andere t-shirt.
Ik rij verder naar mijn eerste echte stopplaats, niet zo heel ver achter Dornie, Eilean Donan Castle. Onder meer bekend van één van de Bond films. Ik draai de parkeerplaats op en merk op dat het nog niet zo druk is, het is ook nog geen 10u en de keet opent dan pas. Ik neem al wat foto’s en ga naar het bezoekerscentrum. Eens daar komt John, de parkeerwachter, me hijgend aanspreken. Hij vroeg vriendelijk of ik mijn motor van de autoparkeerplaats wilde afhalen want ik nam een ganse plek in waar anders een auto kon staan. Ik kijk rond en denk, seriously ? Welke auto. Ik mocht me wel tussen de paaltjes plaatsen EN motoren moesten niet betalen. Ah, ok, tis een betaalparking, dat had ik gemist.
Ik verzet me netjes, bedankt John om er mij op attent te maken en ga weer richting bezoekerscentrum. Intussen zijn precies de sluizen opengezet, auto na auto, camper na camper en tourbus na tourbus komen de parking opgereden. John wist waarover ie sprak. Om 10u ging zoals gezegd de keet open en ik neem een ticketje aan de muur. Eentje van 3 pond en geen 15 pond, met dat laatste mocht je ook binnen gaan kijken maar gezien het tijdschema en de sh*tload aan toeristen die net geland waren had ik geen zin om binnen achter iedereen aan te schuifelen. Buiten, zo bleek, was het ook al mooi genoeg.
Op die laatste foto zie je een kerel in traditionele klederdracht, geloof het of niet, voor mij de eerste op deze hele reis. Het is een gimmick, dat weet ik maar toch heeft het iets. Later op de parking valt me op dat de meeste reisbegeleiders hier ook in kilt rondlopen, zullen die Amerikanen en Aziaten tof vinden zeker.
Via de souvenirshop ga ik terug naar de parking en ontmoet een enthousiaste Triumphrijder en we beginnen wat te praten of wat dacht je. Het gaat onvermijdelijk ook weer over het dodelijke slachtoffer waar ik het eerder over had. Zijn eigen schuld zei mijn gesprekspartner, fout inhaalmanoeuvre, of het een feit is of een opinie zijnentwege weet ik niet maar het blijft raar aandoen te weten dat je daar zelf ook niet zo lang geleden door bent gekomen.
Allez hop, been over het zadel en gaan of toch na een kort gesprekje met de 2 volgende Engelse motards. Zo schiet het niet op maar alweer een excuus om vlot te rijden sebiet heb ik er wel mee. Over de A87 gaat het vlot naar het volgende spektakel, Ratagan pass, een steile weg naar Ratagan die tegenwoordig gebruikt wordt om bomen over te transporteren die geveld worden op de steile heuvels. Op Ratagan viewpoint heb je bovendien een prachtig zicht op Loch Duich. Ik ga hem op en af en daarna draai ik weer de A87 op.
Volgende geplande stop is Invergarry Castle, zo’n 50 minuten verderop. Onderweg beukt de wind zo hard op me in dat ik moeite heb om op mijn rijvak te blijven, en de weg is hier thans breed. Zelden zo’n kracht ervaren, het is werkendag op de moto. Gelukkig vinden de wagens voor me het precies ook zottekes en wordt er aan een gezapige snelheid gereden. Ik kan na 30 minuten de afslag nemen richting Invergarry en het wordt eventjes beter. Vooraleer ik in Invergarry aankom zie ik nog een viewpoint waar ik eventjes kan bekomen van al dat gebeuk. Glengarry viewpoint dient zich aan en ik stop. Ik ga er kort over zijn. Wie dat bedacht heeft moesten ze een draai rond zijn oren geven en dan een zaag in zijn handen duwen en bomen laten omleggen om te zorgen dat je er tenminste iets van Loch Garry zou kunnen zien. In stil protest draai ik me om en maak deze foto dan maar. Dat roest bloedende stapteltje stenen was het interessantste om te zien op die plek.
Een beetje boos rij ik snel naar Invergarry en in mijn haast schiet ik natuurlijk Invergarry Castle voorbij. 10 km later heb ik het pas door en ik draai me om, kan ik nog eens die fijne bochten doen van daarnet en het Caledonische kanaal nog eens oversteken. Ik stop eerst bij een takeaway met bankjes buiten en neem iets wat ik niet beter kan omschrijven dan een Engels ontbijt tussen een broodje genaamd Magnificent 7. Hoe het toeval soms toeslaat is raar, terwijl ik sta te wachten vraag ik naar het kasteel en dat blijkt maar een minuutje of wat rijden verder te liggen. De vrouw vertelt me dat tegenover hun zaakje de bron ligt die bij het kasteel hoort en ook de lugubere legende over de bron en het kasteel (had ik nooit geweten als ik hier niet gestopt was), ik ga het hier niet herhalen. Eens alles opgesmikkeld bezoek ik de bron en ga op zoek naar het kasteel.
Rechts langs het kasteel ligt ook het paadje waar de vrouw me op attent maakte. Dit leidt naar het water waar je een half gezonken schip, de Elea Bhan, ziet die tijdens een storm tenonder ging. Ik ben hier trouwens ook mirakel kort bij Fort Augustus waar ik mijn eerste nacht in Schotland heb doorgebracht.
Van hieruit op naar Spean Bridge, naar het Commando Memorial, waar ik ook die eerste dag gepasseerd ben en even gestopt ben om te bekomen van het gure weer. Deze keer wel winderig maar zeer zonnig. Ik zie nu ook dat er een soort van bergwijzer staat die weergeeft hoe hoog de bergen in het verlengde van de lijnen zijn. Er loopt aan het Commando Memorial ook een pak meer volk rond dan die eerste dag, toeristenbussen stoppen hier elke minuut vandaag.
Ik maak me klaar om te vertrekken richting Pitlochry, een rit van anderhalf uur die voor het grootste deel over de A889 en A9 gaat. Er is niks noemenswaardig te vertellen buiten dat hier nogal veel kadavers van roofvogels langs de kant liggen, precies wat te hard gefocusseerd op hun prooi en niet op het verkeer. Onderweg stop ik niet en maak kilometers dat het gene naam heeft. Een rit waarbij ik de rand van de prachtige Cairngorms aansnij waar ik in deze roadtrip helaas geen tijd meer voor had. Die kilometers maken heeft ook gevolgen voor de brandstoftank en ipv de standaard bandendrukweergave zet ik het rijbereik maar bovenaan mijn dashboard. Gelukkig denkt de gps met me mee en laat me weten dat over een dikke 50 km een benzinestation op de route ligt. Dank je Tom … Tom.
De stop die ik voor ogen had was een klein ruïnetje van een kasteel, hoe kan het ook anders in Schotland. Niet de moeite op zich maar wel het excuus om even de benen te strekken. Black Castle ruïnes in Pitlochry, ik ben er bijna. Als ik bijna bij het benzinestation ben passeer ik ineens Dalwhinnie Distillery waar de parking volstaat. Ik neem geen risico en ga eerst tot het benzinestation vooraleer dat gesloten is, ik weet nl niet of het een 24/7 met buitenautomaat is. Blijkt dat het het benzinestation is waar ik dag 1 ook volgedaan heb na 17u. Ik ga ook nog even het groezelig winkeltje binnen voor een Capuccino en probeer buiten het thuisfront te bellen maar krijg geen aansluiting. Toch wel wispelturige netwerken in Schotland, het is maar dat je het weet.
Ik draai terug en ga naar de distillerij en breng een bezoekje aan het visitor center wat een eufemisme blijkt te zijn voor shop. Ze hebben er niet enkel de ”eigen” brouwsels maar ook die van Talisker en andere grote namen. Een niet nader te benoemen collega heeft al ”subtiele” hints gegeven dat ie het niet erg zou vinden zo’n brouwsel eens te proeven en ik doe dan maar een proefflesje in. Zoals eerder gesteld, bagageruimte is duur op de motorfiets. De vrouw achter de balie drukt me op het hart niet te proeven als ik nog met de motor moet rijden. Op mijn communiezieltje mevrouw. Bijna 3 maanden heb ik geen druppel aangeraakt, nu zal het ook nog wel even lukken hieraan te weerstaan.
Eens in Pitlochry, een bruisend stadje met zeer vele volle terrasjes op deze haast zomerse dag, begint de zoektocht naar het illustere Black Castle. De GPS leidt me naar een woonwijk waar de huisjes er heel puik uitzien, lang geen ruïnes. Er is wel een Black Castle Road … oeps precies een foutje in de voorbereiding. Ik laat me niet uit mijn lood slaan en pak er Google Maps bij. Die wijst me iets verder een baantje in wat op een erf vol met zware machines uitkomt. Boze borden verwittigen niet door te rijden, ook niet als je de Black Castle ruïne wil zien. Ik luister maar braaf want zo’n erven hebben dikwijls boze honden en nog bozere boeren. Een vrouw die ik op straat aanspreek heeft zelfs nog nooit van het kasteel gehoord. Ik twijfel of ik er toch niet via voorgenoemde woonwijk zou geraakten en beproef mijn geluk. Er geraken doe ik niet maar kan wel tussen een telefoonpaal en wat afsluiting volgende beelden van vastleggen.
Misschien niet waard om er zo veel moeite voor te doen maar ik heb mijn doel bereikt en kan verder.
Ik wil nu wel naar mijn B&B, de dag heeft lang genoeg geduurd en is dankzij die beukende wind die geregeld terugkwam best wel vermoeiend geweest. Men waarschuwt er hier ook geregeld voor via grote borden met ”Fatigue kills” op. Via de snelweg ga ik over Perth, waar ik kort in een file moet aanschuiven door naar Kinross, de eindbestemming van vandaag.
Mijn sympathieke gastheer George doet al open vooraleer ik kan afstappen en kijkt bewonderend naar de motor. Hij neemt me mee binnen en leidt me rond. Basic kamer met een dubbel en een enkel bed. Ik neem het enkel bed wel. Ik vraag hem waar ik best nog op dit uur kan gaan eten en hij stuurt me naar de Inn in Muckhart. Ik stop daar en hoor onmiddellijk iemand roepen, it’s a GSA, i knew it when i heard it. Ze hebben hier precies wat met motoren. Binnen ontmoet ik Ramsay, een motorenthousiast die zondag richting Marokko vertrekt met de motor. Ik moest er ene drinken van hem en terwijl ik mijn fish & patatjes (want van chips heb ik even genoeg) binnenspeelde hebben we nog de hele tijd over mijn en zijn trips gepraat. Ik reken af en in het naar buitengaan komt een goed ingedronken Schot binnen die me ziet en roept: is that massive bike outside yours ? That GSA ? Yes it is en klets een high five van hem. Schitterend, toch ?
Ik rij in sneltempo terug naar de B&B want ik ben gaar, het pak uit, douche in en omkleden. Ik doe een ommetje naar een kreekje dat ik bij het binnenrijden ben tegengekomen want na een dag in het zadel is even wandelen simpelweg zalig. Aangezien de WiFi-ontvangst het best is in de ontbijtkamer vraag ik of ik me daar mag placeren om dit stukje te schrijven. Ik spot in het huis her en der verwijzingen naar Curling, je weet wel met die kaasbollen en borstels, en vraag ernaar. Blijkt dat dat hier in Kinross hot is en dat heel de familie al generaties lang daarmee bezig is.
Tijd om me klaar te maken voor de nacht. Ontbijt is om 7u30 gepland want de gastheer opperde dat het wel eens kan tegenvallen qua verkeer rond Edinburgh, je weet wel, waar die Sir Sean Connery look-a-like van kwam. En de echte ook trouwens.
Nog wat sfeerbeelden van die dag: